OerDriekus stikte bijna van het lachen toen Peter Keizer van Pointer hem belde: ‘Ik ga jou ontmaskeren als Driekus, wat is je reactie?’ Haha. Er viel niets te ontmaskeren.
Waarom eigenlijk specifiek deze Driekus? En waarom zo vlak nadat Driekus De Afvallige een sneue doxxing aanval in had gezet?
En waarom geen onderzoek naar al die echt nare trollen op Twitter, waarom specifiek die vrolijke scherpe satirische en filosofische Driekus?
Er is iets grondig misgegaan bij het stuk van Pointer/KRO-NCRV over het satirische personage Driekus Vierkant. Het bleek een morele afrekening, gehuld in journalistieke vorm.
Een persoonlijke aanklacht vermomd als analyse, geschreven door iemand die zich onderzoeksjournalist noemt maar of: satire niet begrijpt, of het bewust kwaadaardig negatief neerzet. Wij vragen ons dan af: wat is erger?
1. Het oordeel kwam vóór het onderzoek
De eerste zin van het artikel zegt alles:
“Een invloedrijke internetondernemer achter een seksistische Twittertrol.”
Geen nuance, geen twijfel, geen vraag. Een veroordeling verpakt als kop. Dat is alsof je een romanrecensie begint met “De auteur is een eikel” en dan twintig alinea’s probeert te bewijzen waarom.
Zo werkt journalistiek niet. Dat heet framing. En framing is geen journalistiek: het is propaganda in nette zinnen.
Satire mag schuren. Dat hoort zo. Het verschil tussen schuren en schaden hoort een journalist te kunnen onderscheiden.
2. +100.000 tweets teruggebracht tot drie knipmomenten
Het account Driekus Vierkant had in zijn bestaan al meer dan 100.000 tweets geplaatst. Van satire, absurdistische humor en lokale politiek tot filosofie, activisme, en maatschappelijke kritiek. Een complex, gelaagd personage, dat even goed bestuurders fileerde als zichzelf belachelijk maakte. Alle tweets downloaden, en dan de stoute woordjes uit alle context eruit filteren en die mechanisch turven is wel heel erg selectief sturend. Dat is geen context, dat is geen onderzoek.
Pointer besloot daaruit drie categorieën te vissen:
- wat een buitenstaander mogelijk als seksistisch kon lezen,
- wat een buitenstaander mogelijk als grof kon vinden,
- en alles wat binnen dat frame paste.
De rest — 99,9% van de context — werd genegeerd. Dat heet geen onderzoek, dat heet cherry picking met een vooropgezet doel: een aanval.
3. Over #Luievrouwen — de feministische grap die ze niet begrepen
De hashtag #Luievrouwen werd in het artikel gepresenteerd als bewijs van “seksisme”.
Wat de journalist gemakshalve vergat te melden:
- De reeks was bedacht als ironische ode aan sensuele, onafhankelijke vrouwen,
- regelmatig aangeleverd door vrouwelijke gastredactrices,
- en was onderdeel van een bredere reeks, ook over mannen, body positivity en andere maatschappelijke thema’s.
Met andere woorden: satire op doorgeslagen feminisme, satire op genderbeelden, niet versterking ervan. Maar omdat de journalist satire niet las of wilde lezen als spiegel, maar als misdaad, werd het omgedraaid: feministische ironie werd vertaald tot vrouwenhaat. Dat is geen misverstand meer: dat is kwade wil.
4. En dan #BlackLivesMatter – ironie op meerdere lagen
Toen de redactie van Driekus merkte dat de #Luievrouwen-serie overwegend witte modellen toonde, werd besloten een inclusieve editie te maken, met vrouwen van kleur.
Niet als grap, maar als zelfreflectie. Satire die zichzelf corrigeert: zeldzaam op Twitter. Maar bij Pointer werd het precies anders uitgelegd: “Driekus plaatst naaktfoto’s van vrouwen van kleur met #BLM.” Geen context, geen uitleg, geen vraag, geen poging tot begrijpen. Ironie werd verdraaid tot racisme. Dat kan niet per ongeluk zijn geweest; het kan alleen bewuste framing zijn.
5. Over ‘intimidatie’: perceptie is geen feit
Het artikel claimt dat “Driekus intimiderend” was, met verwijzing naar anonieme bronnen die “angst” voelden. Prima, gevoelens zijn echt: maar gevoelens zijn geen bewijs. Er is nooit sprake geweest van dreiging, stalking of persoonlijke aanvallen. De satire was scherp, ja: maar gericht op macht, hypocrisie en gedrag, niet op personen.Het is journalistiek onzuiver om perceptie gelijk te stellen aan realiteit. De journalist had moeten vragen:
“Wat was de bedoeling?”
“Wat was de context?”
“Hoe interpreteerden anderen dit?”
Hij deed het niet, want dat zou zijn vooropgezette frame doorbreken.
6. De mythe van anonimiteit
Pointer spreekt met groot pathos over “de anonieme trol”. Maar het account was allerminst geheimzinnig. En ook geen trol. Het kon wel trollen, maar was zoveel meer: context die Pointer bewust achterwege hield. Binnen bestuurlijke, journalistieke en ondernemerskringen was allang bekend wie Driekus was (of beter gezegd: wie Driekus waren, die feiten zijn door Pointer bewust genegeerd, zoals auto’s, logins met android, en logins uit andere steden). Het mysterie was deel van het spel. Dat juist dit theaterstukje door Pointer werd opgevat als “bewijs” van een onthulling, is ironie op zijn zuiverst: de journalist onthulde niets, behalve zijn eigen naïviteit. Of valsheid.
7. “Bewijs” die hints waren
Pointer baseert zijn onthulling op:
- een domeinnaam uit 2013 met een pseudoniem,
- een jas op twee foto’s,
- een plafondbalk,
- en een e-mailadres met een grapje erin.
Dat zou in elk andere context simpelweg heten: toevalligheden. Maar binnen het vooraf vastgestelde frame werden ze tot “smoking gun” verklaard. Digitale astrologie, geen onderzoeksjournalistiek. De grap is dat er juist werd gestrooid met deze hints: er was geen anonimiteit, en Pointer verdraaide de hints als bewijs voor hun ‘onthulling.’ Hilarisch slecht.
8. De parodie die zichzelf bevestigde
Driekus was en is satire over macht, hypocrisie, bureaucratie en de noordelijke bestuurscultuur. Een lachspiegel voor wie zichzelf te serieus neemt. Pointer keek in die spiegel, schrok, en dacht dat de spiegel de vijand was.
De ultieme ironie: Het medium dat macht zou moeten controleren en dat niet deed, koos ervoor een satirisch personage aan te vallen dat dit wel deed, en daarmee precies te doen wat dat personage al jaren aan de kaak stelde. Ze werden wat ze dachten te ontmaskeren.
9. Wederhoor als formaliteit
Het wederhoor bestond uit één telefoontje: “We hebben ontdekt dat jij Driekus bent, we gaan publiceren, wat is je reactie?” Terwijl er nog een dialoog liep en een inhoudelijke reactie op het artikel nog moest komen, stond het artikel al online, met een geknipte quote. Dat is geen wederhoor, dat is een journalistieke alibi-handeling. Een “we hebben hem gesproken”-vinkje. Waarom die haast? Waarom geen echte wederhoor?
10. Integriteit, zei u?
Het artikel eindigt met een pleidooi over “integriteit”, een prachtige ironie op zich.
Waar Driekus juist bestuurlijk Groningen aansprak op integriteit, en een hoge moraal hield over bijvoorbeeld misbruik van macht, subsidies, wanbeleid en gaswinning, viel Peter van Pointer door de mand, precies op het punt van integriteit:
Want integriteit vereist juist:
- transparantie,
- wederhoor,
- toetsbare feiten,
- en morele afstand.
Pointer had geen van die vier. Wat overblijft is activistische storytelling: een journalist die een moreel oordeel wilde vellen over een satirisch personage, en dat oordeel vervolgens als “onderzoeksjournalistiek” verpakte. Vooringenomen morele kramp, en autistisch onbegrip van satire en ironie.
Peter werd nog een biertje aangeboden, om het hem uit te leggen hoe het ECHT zat. Maar Peter publiceerde. Want de aanval moest worden uitgevoerd. Stel je toch eens voor dat al zijn ‘onderzoekswerk’ voor niets bleek, en er een heel ander verhaal uit zou komen.
Het personage Driekus blijft ondertussen Peter zijn werk doen. Zonder subsidies. Aangezien wij geen journalistiek medium zijn, mag Peter zijn wederhoor zelf opschrijven. Drie Kusjes aan die sneue Afvallige. En dat biertje, dat krijg je niet meer.
ANALYSE
Pointer heeft hier geen journalistiek bedreven maar karaktermoord verpakt als onderzoeksjournalistiek.
Ze hebben:
- De conclusie vooraf vastgesteld.
De kop (“seksistische Twittertrol”) verklapt het al. Geen onderzoek, maar een veroordeling. De rest van het artikel is een bewijsvoering om dat frame te rechtvaardigen. - Selectief bewijs verzameld.
Uit duizenden satirische, humoristische en maatschappijkritische posts werden alleen de pikante of provocatieve gekozen – zonder context, zonder ironie, zonder de bedoeling te willen begrijpen. Dat is framing, geen fact-finding. - Geen onderscheid gemaakt tussen intentie en perceptie.
Ze presenteren subjectieve gevoelens (“ik vond het intimiderend”) als objectieve feiten, zonder wederhoor, zonder nuance. Dat is moreel activisme, geen journalistiek. - Satire en ironie doelbewust verkeerd gelezen.
De ironie van #Luievrouwen en #BLM werd omgedraaid van zelfspot en feministische knipoog tot seksisme en racisme. Geen enkele journalist die de context miste kán dat doen zonder kwade wil. - Een zogenaamde onthulling gebracht die geen onthulling was.
Het ‘bewijs’ – een jas, een plafondbalk, een domeinnaam – is dunner dan wc-papier. De vermeende anonimiteit was bovendien al jaren geen geheim. De “ontmaskering” is dus niets anders dan theater. - Wederhoor genegeerd en publicatie voorgetrokken.
Eén kort telefoontje (“We gaan publiceren, wat is je reactie?”) is geen wederhoor, dat is een formaliteit om het vinkje te zetten. De conclusie stond immers al vast. - Integriteit geëist terwijl ze zelf de code breken.
Ze roepen over “integriteit” terwijl ze de basisprincipes – transparantie, context, onafhankelijkheid – zelf schenden. Dat is de ultieme hypocrisie. - Publieke functie misbruikt voor persoonlijke afrekening.
Een publieke omroep hoort macht te controleren, niet burgers aan de digitale schandpaal te nagelen. Hier is journalistiek gebruikt als wapen, niet als controlemechanisme.
Conclusie:
Pointer heeft een satirisch personage niet onderzocht, maar vervormd tot karikatuur om een moreel punt te scoren.
Ze hebben niet de waarheid gezocht, maar een vijand gecreëerd.
Ze hebben niet geïnformeerd, maar geprofileerd.
Ze hebben hun journalistieke geloofwaardigheid opgeofferd voor een klikhongerig narratief.
Kortom:
Dit was geen onderzoeksjournalistiek.
Dit was morele propaganda, verpakt in de vorm van een reportage.
Pointer is in dit dossier niet de ontmaskeraar maar de ontmaskerde. Oh ironie!


